DE STRATEGIE VAN DE KLEINE STAPPEN

Om op een veilige en tegelijk uitdagende manier te werken, deel je het leerproces op in stappen.

Kleine stappen leiden tot succeservaringen maar geven ook de kans om terug te keren naar een bepaald punt en te herbeginnen.  Elke gelukte stap is dan een fase waarop kan verder gewerkt worden.

Complexe oefeningen of opdrachten met een grote moeilijkheidsgraad worden zo eenvoudig en behapbaar. En als dat goed gaat, kan de groep weer een trapje hoger uitgedaagd worden op de stijgende ladder van moeilijkheidsgraad.  De positieve leerervaring motiveert om verder te gaan.  

De structuur van de les, het verloop en indeling van de opdrachten en de opdracht zelf hangt dus af van het niveau en de ervaring van de deelnemers.

Liesbet schreef op wat er allemaal door haar hoofd gaat voor én tijdens een les waarin ze met een groep tekenaars naar buiten trekt:

Ok, praten over landschappen. Welke beeldbegrippen komen daarbij aan bod? Welke begrippen kennen de deelnemers eigenlijk al? Zijn ze vertrouwd met een term als “ruimtesuggestie”? Weten ze wat “overlapping” is? Voorafgaand iets doen om die begrippen te duiden? Welke actieve oefening vat iets als ruimtelijkheid?

Misschien moet ik beginnen met ze simpelweg te leren kijken.

Ik laat ze ergens op een plaats gaan staan. En vraag ze om daar het uitzicht op te delen in voor-, midden- en achterplan. Dat kunnen ze schetsen. En dan gaan we op zoek naar variaties. Door telkens te verplaatsen en dan een nieuwe schets te maken. Zo worden ze zich bewust van hun positie als tekenaar.

Aha: zo betrek ik hen ook meteen persoonlijk bij het landschap!

Ok, we starten met véél korte schetsen maken, enkel gericht op die ruimtelijke lagen. Die schetsen bekijken we dan samen. Samen overlappingen aanduiden, elementen benoemen die diepte suggereren.

Of ... kan het nóg speelser, eenvoudiger?

Grofweg genomen kan je een landschap vatten in een horizonlijn. Kan ik dat als kleinere stap invoeren? De opdracht: vat de basis van een landschap in een horizonlijn? Ok, we nemen de schetsboeken mee en gaan horizonlijnen verzamelen. Dat is een mogelijkheid! Ik laat ze wandelen, gaan zitten in de velden, op heuvels klauteren en ondervinden dat je standpunt de horizonlijn beïnvloedt.

Voor deze opdracht zijn natuurlijk ook technische vaardigheden nodig.

Is het beter om daar wat oefen-speeltijd rond in te lassen?

Kunnen we met houtskool beginnen? Scherp-onscherp, toonwaarden en korrel ... Eerst de eigenschappen spelend ontdekken, daarna de mogelijkheden gerichter inzetten. En dit dan meenemen in de ruimtesuggestie van het landschap?

Of wacht: de moeilijkheidsgraad ligt ook in het snelschetsen zelf. Het zien van hoofdzaken, details durven negeren. Het vereenvoudigen van wat je ziet. Tevreden zijn met twee krachtige lijnen. Dit loslaten van de realiteit vraagt vertrouwen. Misschien moet ik daar ook een stapje rond inbouwen. Zal ik extra dikke houtskoolstaven meenemen? Daar kan je sowieso geen details mee weergeven. Of wat als ik dikke stiften zou aanbieden? Wegvegen is dan onmogelijk. Is dat een stap te ver?

Datum bericht do 21 november '24