Een artistiek proces doet beroep op verschillende manieren van handelen, denken en voelen. In een kunsteducatief proces bij WISPER leer je de deelnemer autonoom te worden in die handelingen, gedachten en emoties.
Minstens even belangrijk als wát je onderwijst, is hoe je het leren organiseert met behulp van opdrachten, werkvormen en fasering. Hier kan je meer lezen over de begeleidingsmethode in de kunsteducatie die WISPER hanteert.
Artistiek creëren heeft te maken met de zoektocht naar nieuwe en onverwachte ideeën en mogelijkheden. Daarvoor moet je steeds opnieuw bestaande gewoontes en denkpatronen overwinnen.
Om nieuwe oplossingen tegen te komen, moet je kunnen divergeren: een vraagstelling van verschillende kanten benaderen. Niet stoppen bij het eerste idee maar blijven associëren en uitproberen om zoveel mogelijk alternatieven te ontdekken. Artistiek bezig zijn gaat over het loslaten van een resultaatgerichtheid door gericht te experimenteren. Met als doel: het ontdekken van mogelijkheden, concepten en uitwerkingen die je vooraf niet had kunnen plannen.
In een kunsteducatief proces volstaat de opdracht ‘experimenteer maar’ niet. Daarvoor heb je gerichte instructies nodig. Je leert de deelnemer te variëren door zelf verschillende parameters aan te reiken.
'Kies een concrete handeling uit je ochtendroutine ...'
Kies een concrete handeling uit je ochtendroutine. Herhaal die beweging, maar maak de gebaren eens groter, en vervolgens kleiner. Speel nu met tempo en voer de handelingen snel of juist in slow motion uit. Probeer een intentie in je beweging te steken: ben je gehaast, maak je je met tegenzin klaar, ben je vrolijk? Kijk eens wat er gebeurt wanneer je een bepaalde handeling herhaalt binnen het geheel?
Transformeren of herdefiniëren zijn methoden om nieuwe pistes te verzamelen vanuit bestaande elementen. Door eigenschappen (functie, ordening, ruimte, grootte, materie, relatie, intentie, vorm) te veranderen, worden deze elementen iets anders, iets nieuws.
In een kunsteducatief proces kan je een deelnemer aanzetten om in de verbeelding te spelen met voorwerpen, personages en situaties. Dat doe je door bepaalde kenmerken te vervangen, herordenen, weg te laten, in vraag te stellen:
'Wat gebeurt er als je de pauzes in deze melodie verplaatst?'
Wat gebeurt er als je de pauzes in deze melodie verplaatst? Wat is er nodig om van deze jurk een hoofddeksel te maken? Wat gebeurt er wanneer we de poten van deze tafel ongelijk zagen? Wat als ik deze dans op een ladder zou dansen? Wat als Roodkapje en de wolf van rol wisselen? Zoek eens naar materiaal om een beker mee te maken die geen vloeistof kan bevatten?
Af en toe moet je door gewoonte getrainde oplossingsstrategieën loslaten omdat de situatie verandert. Dat is een vereiste om flexibel te kunnen inspelen op de nieuwe problemen die bij die verandering horen.
In een kunsteducatief proces kan je de deelnemers in dit flexibele oplossen laten oefenen door hen onverwachte problemen op te leggen.
'Herschrijf deze liefdesbrief zonder dat je adjectieven gebruikt.'
Herschrijf deze liefdesbrief zonder dat je adjectieven gebruikt. Speel deze gevechtsscène nogmaals maar dan zonder beweging. Draai je blad om en verwerk de vlakken en kleuren opnieuw tot een voor jou evenwichtige compositie.
Combinerend denken en handelen is de vaardigheid om zaken te verbinden die op het eerste zicht niets met elkaar te maken hebben. Hoe verder begrippen, woorden en beelden uit elkaar liggen, hoe meer de verbeelding moet aangesproken worden om ze toch met elkaar te verbinden, om overeenkomsten te vinden.
Om in een kunsteducatief proces het verbeelden te oefenen, maak je voor de deelnemer de gedachtesprong tussen de te verbinden elementen aanvankelijk klein, maar geleidelijk groter.
'Verbind deze situaties met elkaar ...'
Verbind deze situaties met elkaar: Handen schillen een appelsien ... Iemand doet een keukenla open. Verbind nu deze situaties met elkaar: Handen schillen een appelsien ... Iemand graaft een gang door de aarde.
Tijdens de divergente fase komen een veelheid aan oplossingen naar voren, waaruit je vervolgens moet kunnen overstappen naar het maken van keuzes, doelgericht naar een plan werken, verfijnen, afbakenen.
Ook deze convergente fase in het maakproces kan divergente momenten bevatten. Het concept-ontwerp is immers niet rechtlijnig maar bevat nog meerdere momenten van herbeginnen, variaties zoeken, van oplossingsstrategie veranderen.
In een kunsteducatief proces stimuleer je een deelnemer om ideeën te screenen op praktisch en inhoudelijk vlak. Tussentijdse deadlines, besprekingen en planningen kunnen daarbij helpen.
Werken binnen een artistiek domein vereist een vocabulaire. In een kunsteducatief proces leer je de deelnemer analytisch kijken en maken vanuit de parameters van dans, theater, muziek, beeld ...
Gaandeweg raken deelnemers vertrouwd met de begrippen waarmee ze de bouwstenen van een artistieke discipline kunnen herkennen en benoemen, en ermee kunnen experimenteren.
Om de technische aspecten van het ambacht onder de knie te krijgen, is oefening en herhaling nodig: het hanteren van gereedschappen en materiaal-technische procedures, het gebruik van ademhaling en stem, woordenschat en taal, het bewegingsmatig trainen van je lichaam.
Maar in een kunsteducatief proces wordt het perfect beheersen van de handleiding niet als eindstadium gezien. De toepassing van een technische procedure zal altijd in zekere mate een interpretatie zijn en appel doen op je durf en kennis om in te gaan tegen de regels en voorschriften, om het zoeken en vernieuwen op te starten.
Het beheersen van de techniek wordt zo een voorwaarde om de op dat moment geldende conventies rond die techniek te kunnen en durven doorbreken.
Techniek gaat hand in hand met de vraag hoé je deze inzet – of er juist regelrecht tegen ingaat: je gitaar in een eigen stemming zetten, een foto moedwillig overbelichten, de gangbare woordklemtonen negeren in een spoken word performance, een pirouette uitvoeren met geplooide knieën.
Een artistiek maakproces is nauw verbonden met persoonlijke vragen en keuzes. Waar sta ik voor? Wat wil ik overbrengen? En op welke manier? De identificatie met je werk is groot en maakt je als maker kwetsbaar voor de reacties erop.
In een kunsteducatief proces leer je een deelnemer om zichzelf te sturen, om de gevoelens en gedachten tijdens een maakproces te herkennen en te kanaliseren. Zowel de positieve (dit heeft potentieel, ik heb zin om dit verder uit te proberen of te onderzoeken, ik word hier enthousiast van) als de negatieve (ik zit vast, ik heb geen ritmegevoel, ik durf dit niet voor te lezen, mijn ideeën zijn niet origineel).
Vaak ben je niet alleen in een maakproces. Dan word je uitgedaagd op vlak van ideeën en artistieke affiniteiten: laat je de eigen ideeën even los of probeer je de ander te overtuigen van jouw voorstel? Durf je een ongewoon idee te delen? Ben je je bewust van je rol in een samenwerking? Voel je aan wanneer je een stap terug moet zetten?
Interactie met de andere in een artistiek proces vergt heel wat flexibiliteit – hoe gedraagt de andere zich en hoe interpreteer je dat gedrag? Wat is de persoonlijke en artistieke bagage van de andere? Hoe kan je constructief en empathisch reageren als je iets niet goed vindt? Sta je zelf open voor feedback?
In een kunsteducatief proces oefenen we op het omgaan met een complexiteit van interacties. Samenwerking gaat uit van een evenwaardigheid tussen de deelnemers met oog voor diversiteit in artistieke taal, temperament, energielevel, technische bagage.
'Deelnemers verbinden tekenend en knippend een eigen illustratie met die van iemand anders ...'
Deelnemers verbinden tekenend en knippend een eigen illustratie met die van iemand anders, dansers vullen elkaars lege ruimte in, acteurs accepteren spelend wat er in een improvisatie naar boven komt, muzikanten dempen of soleren spontaan binnen een groepsjam, schrijvers geven elkaar feedback, fotografen staan model voor elkaar.
Kunst verhoudt zich tot de wereld. Een artistieke activiteit vindt plaats binnen een sociale, historische en culturele realiteit.
Kunsteducatie biedt de deelnemer een bredere context en zet bijna gelijktijdig aan tot reflectie op die context.
'Als we het hebben over het schilderen van huidskleur ...'
Als we het hebben over het schilderen van huidskleur, kunnen we het ook hebben over het gebrek aan keuze huidskleur in het assortiment pleisters van een doorsnee supermarkt. Bij een kennismaking met de instellingen van een fotocamera, kan het ook gaan over het feit dat een standaard lichtmeter is afgestemd op het portretteren van witte mensen.
In een kunsteducatief proces leer je de deelnemer al makend en spelend bewust worden van de eigen culturele manieren en hoe deze in relatie staan tot de manieren van een sociaal-culturele ‘ander’. Die ander brengt een ander wereldbeeld binnen. Hoe meer interactie tussen die wereldbeelden, hoe meer het eigen wereldbeeld en de eigen kijk op kunst verbreedt.
De docent brengt deze doe-, denk- en voelprocessen doelgericht op gang, rekening houdend met het inhoudelijk traject, de groepsdynamiek en het niveau en de interesses van de deelnemers.
De opdrachten dagen nu eens het associatievermogen en de verbeelding uit, dan weer stuurt een oefening naar interactie met andere deelnemers, een andere keer kiest de docent om een specifieke (muzikale, theatrale, dansante ...) parameters diepgaand te onderzoeken. Terwijl de deelnemer al doende en reflecterend de artistieke discipline leert kennen, groeit ook het inzicht in het creatief denken en in de emotionele en sociale vaardigheden waarop een maakproces beroep doet.
Om het leren binnen deze processen aanwezig te maken zijn er enkele voorwaarden. De deelnemer moet gemotiveerd zijn om te leren, moet zich geaccepteerd voelen door de groep, moet vertrouwen hebben in de begeleider en de omgeving en moet kunnen reflecteren over de eigen ervaringen.
Minstens even belangrijk als wát je onderwijst, is dus hoe je het leren organiseert met behulp van opdrachten, werkvormen en fasering. Aan de begeleidingsmethode in de kunsteducatie wijden we een apart hoofdstuk.
De kunsteducatieve begeleidingsmethode van WISPER steunt op zes pijlers.
Een deelnemer zal pas experimenteren als die niet te faalangstig is of zich ondersteund voelt. De moeilijkheidsgraad van oefeningen, vormen van verwelkoming en sociale omgang, aangeboden thema’s, de formulering van opdrachten, de aan- of afwezigheid van publiek ... Het heeft allemaal een invloed op het gevoel van (on)veiligheid. Belangrijk: plezier is een sterke angstverlagende factor!
De drang naar zelfontplooiing is een grote motivator om te leren. Artistieke experimenten laten veel marge voor eigen initiatief: de deelnemer maakt eigen keuzes en dat geeft een gevoel van autonomie. Door oefeningen tegelijk concreet én open te formuleren, begrijpt de deelnemer wat er verwacht wordt, maar ook dat er is geen juiste of foute oplossing is.
Een deelnemer die gelooft in het eigen potentieel, is gemotiveerd om iets te proberen wat die nog niet kent/kan. Het leren gebeurt door nét boven het eigen kunnen te handelen (zone van de naaste ontwikkeling). Het mag dus best spannend zijn.
Wanneer de deelnemer feedback niet meer ervaart als een eindoordeel, maar als een stap naar verdere evolutie is het leervermogen en groei op z’n sterkst. De begeleider zal het geloof in eigen kunnen bekrachtigen door vooruitgang, hoe klein ook, concreet te benoemen. Het werkt ook bekrachtigend wanneer een deelnemer ergens mee bezig is waarmee die affiniteit of nieuwsgierigheid voelt (intrinsieke motivatie).
Mensen leren door gedrag te imiteren. De begeleider toont zich geïnteresseerd en doet soms mee, neemt dan weer afstand, demonstreert, is gemotiveerd en durft ook twijfelen.
Wanneer de deelnemer het nut van de opdracht begrijpt, zal die geneigd zijn om zich in te spannen. De begeleider duidt best de relevantie van de oefening, vooraf, tijdens of na de oefening. De deelnemer gaat er op vertrouwen dat de aangeboden oefeningen waardevol zijn in het leertraject en gooit zich ten volle in de uitdagingen.
Door te reflecteren na het doen, leert de deelnemer te verwoorden wat er gebeurt tijdens het leerproces. Inzichten over het eigen maak-oefenproces geven handvaten om te werken aan vaardigheden en attituden, zoals: divergent denken, omgaan met eigen verlangens en onzekerheden, zelfsturend oefenen, zoeken, communiceren en uitwerken ...
WISPERpro is ons cursusaanbod speciaal voor leerkrachten en groepsbegeleiders in de kunsteducatie, ideaal voor het opdoen van input en het uitwisselen onder vakgenoten!