Het zien van mogelijkheden binnen een afgebakend probleem en binnen opgelegde regels is een fundament van artistiek bezig zijn.
Je zou het kunnen zien als de grondhouding van de kunstenaar: de bereidheid om risico’s te nemen, waarbij een afbakening of een spelregel leidt tot nieuwe inzichten en vondsten. Het gaat niet over het experiment op zich. Er valt iets uit te zoeken!
Kunsteducatie is gericht op die zoektocht, niet op het eindresultaat. Door afgebakende kaders aan te bieden die gericht zijn op proberen en uitzoeken van meerdere alternatieven, stimuleer je die zoektocht.
Helderheid staat meerduidigheid niet in de weg. Bedoeling is dat de deelnemer begrijpt wat er verwacht wordt, maar ook dat er geen juist of fout is. De vraag is niet: wat is de juiste oplossing? Maar wel: welke verschillende oplossingen zie jij allemaal?
Beste kunstdocent,
Ik roep u op tot het geven van opdrachten waar duizenden antwoorden op kunnen komen. Waar iedere lerende mens diens ding kan mee doen. Kunst maken kan alle richtingen op. Vraagt kiezen en eigen invulling.
Kunst maken is an sich meerduidig. Dus waarom zou een lesopdracht dat niet zijn?
Vorige donderdag gaf ik aan de jaarreeks acteren (niveau 4, gevorderden) de volgende instructies:
Schrijf of teken op 1 post-it een meubel - bvb een fauteuil- op een ander een object - een tandenborstel bvb- en teken op nog een ander een soort woonst, dat kan gaan van kasteel tot tentje en alles ertussenin.
Leg de papiertjes per soort. Kies uit elke soort 1 papiertje. 1 zet je in je gezicht, een ander in je lijf, een ander in je voeten.
Voel wat het geeft. Neem andere papiertjes, zet die in verschillende lijfsdelen. Voel welke voor jou goed voelen, compatibel, of net contrasterend. Samen moeten ze je een inspiratiestoot opleveren. Heb je dat gevonden, dan heb je een creatuur.
Op zich is de opdracht vrij gesloten, er bestaat geen twijfel over wat er moet gedaan worden. De instructie is concreet. Hoe je het doet, daar heb je dan weer alle vrijheid in.
Hoe meer antwoorden er mogelijk zijn, hoe meer de deelnemers leren van elkaar, daar gaat het natuurlijk over. Meerduidige opdrachten kunnen gaan van vrij gesloten, zoals bovenstaande er één is, naar zeer open.
Zeer open kan bijvoorbeeld zijn:
We nemen een vuilbak in het gebouw en kappen die uit in het leslokaal. Neem 1 ding eruit, iets dat je aanspreekt, inspireert.
Onderzoek verschillende vragen die bij je opploppen, ik geef een voorzet en laat die je inspiratie zijn tot verdere vragen:
wie gooide het weg, waarom, waar was die persoon toen die dit kocht of kreeg, is dit gekocht of gekregen, welk moment heeft de weggooier meegemaakt terwijl die in het bezit was van dit voorwerp, in welk humeur was de persoon die dit weggooide, wat is de beweging van het weggooien, hoe zwaar of licht valt dit voorwerp, wat gebeurde net voor het weggooien,...
Schrijf alles op. Omcirkel wat je interessant vindt, maak er een scène mee. Voeg 1 element toe dat je eerst niet had bedacht. Toon.
Meerduidige opdrachten boren ook naar eigenzinnigheid, naar eigen invulling, naar eigen verantwoordelijkheid. En is dat niet waar kunst om gaat? En is dat niet de reden waarom we daar les in geven?
Is dat niet waar we uiteindelijk naartoe willen?
De vraag is wel: wanneer begint het leren?
Super open opdrachten hebben bij momenten de neiging om de lerende mens niet aan het leren te zetten maar gewoon diens ding te laten doen. Vandaar dat er toch altijd een zeker kader aan te pas komt.
Ik vind meerduidige opdrachten iets heel anders dan vage opdrachten. Vage opdrachten leveren mist en ruis. Wat bedoelt ze? Waarover gaat het? Wat moeten we doen? Een vage instructie roept veel vragen op die voorbijgaan aan waar je de aandacht werkelijk naartoe wil trekken: het creëren en spelen. Dat is verloren energie.
Helderheid staat meerduidigheid niet in de weg, integendeel. Het geeft duidelijk weer wat de opdracht is, en maakt ook duidelijk dat er duizenden mogelijke spelantwoorden zijn.