Interview

Tülin Erkan

Tülin noemt taal een plek om in te wonen, wil liever door het bos wandelen met Ocean Vuong dan op café zitten met Oscar Wilde, en pleit voor meer koppigheid en minder vergelijken in de schrijverswereld. Eind 2021 kwam haar debuutroman Honingeter uit.

  • Tulin Erkan Wouter Van Vooren
  • Honingeter tulin erkan
  • Tulin Stefaan Temmerman

Ben jij iemand die als kind al schreef en daar nooit meer mee stopte?

Al sinds ik me kan herinneren heb ik grote honger naar taal en schrijven, maar tijdens mijn studies taal- en letterkunde raakte ik totaal geblokkeerd door het lezen van grote schrijvers uit de geschiedenis. Ik had het gevoel dat ik niets meer bij te dragen had aan het oeuvre dat er al was. Dat dat oeuvre voornamelijk bestond uit werk van oude witte mannen en er dus wel degelijk nog heel wat stemmen in ontbraken, besefte ik pas later (lacht). Ik ben toen effectief een tijdje gestopt met schrijven en ging als redacteur werken bij een uitgeverij, maar er bleef toch iets malen in mijn binnenste. Ik kandideerde dus in voor de SchrijversAcademie en daar is ook de kiem gelegd voor Honingeter.

Is je kijk op het schrijversvak veranderd tijdens dat traject?

Ik besefte vooral hoe belangrijk het is om peers te hebben tijdens een schrijfproces. Mensen die met hetzelfde bezig zijn. Die je steunen, feedback geven en vooral: in je geloven als je dat zelf niet doet. Ik heb zo vaak gedacht: dit is niets, ik ga het niet afwerken. Als ik toen geen mensen rondom me had gehad die dat zelfsaboterende stemmetje het zwijgen oplegden, dan had ik al lang opgegeven. Schrijven is een solitaire bezigheid, maar je kan niet zonder een netwerk en een klankbord.

Je omschrijft taal als een plek om in te wonen. Vind je taal bepalender voor iemands identiteit dan een fysieke woonplaats?

We gebruiken taal om de wereld waarin we leven vorm te geven en te bevatten. Daardoor heeft het een enorme kracht en vertelt taal ook veel over een tijdsgeest en een cultuur. En het werkt in de twee richtingen: je hoort wel vaker dat meertalige mensen zeggen dat ze een andere persoonlijkheid of een ander soort humor hebben naargelang de taal die ze hanteren. Heel fascinerend vind ik dat.

Je groeide zelf op met verschillende talen in de oren. Heeft dat jouw manier van schrijven ook beïnvloed?

Ja, al was ik me daar niet altijd bewust van op het moment zelf. Zo merkte mijn thesispromotor op dat ik Nederlands schreef in Franse grammaticale constructies. En tijdens het schrijven van Honingeter volgde ik Turkse avondles. Het gebruik van klanken in het Turks is iets heel bijzonder, en mijn schrijven werd daardoor ook vocaler, harmonischer. Een taal kan echt onderhuids in je doorsluimeren.

Heb je inhoudelijke stokpaardjes als schrijver?

Ik vind het leuk om vanuit iets klein naar iets universeel te gaan. Ik houd niet zo van navelstaarderij, mijn teksten hoeven echt niet over mij te gaan. Wel vind ik het belangrijk dat lezers zich kunnen herkennen in de wereld die ik oproep, of dat ze met een andere bril kunnen kijken naar de wereld rondom zich. Als het maar aan iets universeels linkt. Ik denk niet dat ik snel zal schrijven over de polders of zo (lacht).

Voel je ook een honger naar andere kunstdisciplines?

Het grappige is dat iedereen me vraagt naar mijn volgende boek sinds ik Honingeter uitbracht. Dan denk ik: er zijn nog zoveel andere manieren om een verhaal te vertellen. Ik schrijf graag omdat ik beeldend denk, maar dat cinematografisch denken prikkelt mij ook om andere kunstvormen te verkennen. De lichaamstaal van dansers vind ik bijvoorbeeld prachtig, ik zie dan niet zo heel veel onderscheid tussen een verhaal in boekvorm en op scène. Uiteindelijk vertelt elke kunstenaar verhalen en ik vind het wel inspirerend dat je je niet hoeft te beperken tot één vorm.

Schrijven is een solitaire bezigheid, maar je kan niet zonder een netwerk en een klankbord.

Je gaf bij WISPER intussen al twee keer de cursus “Schrijven met je ogen dicht”. Was de insteek jouw idee?

Ja! Omdat schrijven en beschrijven vaak een visuele insteek heeft, leek het me interessant om die focus eens te verleggen. Elke sessie gaf ik schrijfopdrachten die aan één specifiek zintuig gekoppeld waren. Het is heel leuk om te zien hoe een groep daar meteen hun eigen ding mee doet. Op een gegeven moment was er een deelnemer die moeite had met een opdracht. Daarop zei ik: vertrek vanuit jezelf, wat is jouw eerste gedachte? En die persoon was weer gelanceerd. Het enige wat ik had gedaan was een vraag stellen. Soms heb je in creatieprocessen niet meer nodig dan dat als je vast zit: iemand die even naast je komt zitten en een simpele vraag stelt.

Wanneer is een cursus voor jou als docent geslaagd?

Ik word heel blij van de interactie tussen cursisten, die een ondersteunende omgeving voor elkaar creëren en elkaar hun stukjes tekst toevertrouwen. Mensen die zonder waardeoordeel ontdekken: wat is mijn stem, en wat is die van jou?

Kan iedereen leren schrijven?

(Denkt even na.) Ik denk dat iedereen het in zich heeft om verhalen te vertellen. Schrijven is maar één manier om dat te doen en die vorm past niet bij iedereen. Ik geloof wel dat mensen die de stap zetten naar een schrijfworkshop, het sowieso in zich hebben. Die doen dat denk ik ergens vanuit het aanvoelen dat taal hun middel is om hun verhaal naar buiten te brengen.

Zijn er nog wel nieuwe verhalen om naar buiten te brengen? Is niet alles al een keer verteld?

Dat is een verlammende gedachte die bovendien niet klopt. Weg ermee! Misschien heeft iemand anders het al eens gehad over dezelfde gebeurtenis of ervaring, maar jouw verhaal kan alleen maar verteld worden door jou, met jouw unieke stem en perspectief. Representatie speelt daarbij wel een belangrijke rol: je bent sneller geneigd om je stem te laten horen als je het gevoel hebt dat er al mensen waarmee je je identificeert, jou zijn voorgegaan.

Vond jij het evident om jouw eigen stem en stijl te vinden?

Ik vind dat je daarin een zekere koppigheid aan de dag mag en moet leggen. Het gevaar zit hem in te veel vergelijken. Iedereen heeft een eigen stem en stijl en die moet je vooral niet conformeren naar verwachtingen of naar bestaande genres of stromingen. Als beginnende schrijver is dat sowieso heel erg zoeken, maar op een gegeven moment heb je zoiets van fuck it, dit is hoe ik schrijf en vinden mensen dat niets, dan is dat ook helemaal ok. Het is dát moment dat je moet pakken.

Met welke schrijver wil jij wel eens op café?

Oscar Wilde, al ben ik er vrij zeker van dat dat een eikel was. Of Ocean Vuong! Ik ben zo’n grote fan van hem, eigenlijk zou ik daar liever een boswandeling mee willen maken dan op café gaan. En Oscar Wilde mag dan een paar meter achter ons aan lopen (lacht).

Heb je een literaire tip voor de Wisperlingen?

Burnt Sugar, van de Indisch-Amerikaanse schrijfster Avni Doshi. Ik kocht dat eigenlijk gewoon op basis van het coverbeeld, maar ben er superhard door verrast.

Wat is jouw ultieme tip tegen het writer’s block?

Je heel bewust openstellen voor een soort van kinderlijke verwondering. De meest triviale weetjes of gebeurtenissen kunnen al iets triggeren. Maar soms kan je het writer’s block ook alleen maar bestrijden door actief te wachten. Soms zit ik echt urenlang op mijn stoel en komt er niets ... Tot er wel iets komt. Maar dat kost geduld, en vertrouwen dat je gedachten en associaties je uiteindelijk wel iets zullen brengen. Associaties zijn echt the shit, op voorwaarde dat je het waardeoordeel kan loslaten: geen idee is te gek wanneer je je denken de vrije loop laat.

Foto's: Wouter Van Vooren en Stefaan Temmerman

Nieuwsgierig naar méér na het lezen van dit interview?

Naar de cursussen met Tülin Naar de instagram van Tülin
Tulin Erkan Wouter Van Vooren vierkant
Datum bericht ma 6 november '23