Tim is theatermaker met fascinatie voor technologie. Hij gaat op zoek naar wat ons met elkaar verbindt en is daarbij geboeid door het spanningsveld tussen analoog en digitaal. Bij zijn eigen kunstcollectief playField. onderzoekt hij de grenzen tussen acteur en toeschouwer.
/ jullie interactieve voorstellingen zijn onlosmakelijk verbonden met technologie. Hoe is dat gekomen?
Voor ik aan mijn regie-opleiding begon, studeerde ik informatica. In de zoektocht naar mijn eigen vertelvorm als regisseur heb ik dan ook veel geëxperimenteerd met digitale tools. Via mijn afstudeervoorstelling Big Data Trilogy leerde ik actrice Marthe Schneider kennen en ontstond het idee voor een makerscollectief. Marthe’s zus Lana is als beeldend kunstenaar vooral bezig met het visualiseren van data dus dat was ook een match. Zo zijn we met drie gegaan voor playField. Die naam draagt onze filosofie in zich: de toeschouwer niet meer op de klassieke tribune maar op de scène. Een scène die we met technologie en interactieve vormen tot elkaars speelveld maken.
/ waarom vinden jullie die interactie met het publiek zo belangrijk?
Voor ons ligt dat in de lijn met de vele vormen van activisme die in onze samenleving aan de gang zijn. Mensen nemen hun verantwoordelijkheid, willen mee bepalen welke richting we uitgaan, mee de problemen boven hun kop aanpakken. Als publiek heb je natuurlijk altijd een verantwoordelijkheid ten opzichte van een voorstelling, zelfs als je schijnbaar passief in een tribune zit. Maar wij vinden het belangrijk dat die verantwoordelijkheid tijdens onze eigen voorstellingen ook fysiek, op het podium, wordt genomen.
/ worden toeschouwers niet huiverig van dat vooruitzicht?
Dat komt dan vooral door het beeld dat ze van publieksinteractie hebben.Wij gaan niemand het podium opsleuren als Chinese vrijwilliger! Eerder willen we de nieuwsgierigheid van onze toeschouwers prikkelen, hen uitnodigen om in ons speelveld op onderzoek te gaan.
We werken met theatrale en visuele middelen als triggers om iets te doen, een kijkrichting aan te nemen, ergens heen te wandelen. In een donkere ruimte wandel je bijvoorbeeld spontaan naar een lichtje dat ergens aangaat. En dan ontdek je misschien wel dat dat lichtje feller wordt of van kleur verandert naarmate er meer mensen rond komen staan. Misschien komt er wel geluid bij naargelang de manier waarop mensen zich bewegen ten opzichte van dat lichtje? Die prikkelende setting is altijd gekoppeld aan een kader. Soms is een game, soms een installatie.
/ welk maakproces gaat aan jullie voorstellingen vooraf?
Eerst bepalen we de inhoud. Wat willen we vertellen, over welke thema’s moet het gaan? Op basis daarvan kiezen we een gepaste vorm. Soms met digitale middelen, maar niet altijd. Als inhoud en vorm er zijn, gaan we dat alles uitwerken en er zo snel mogelijk publiek bij betrekken om te kijken hoe zij reageren. Anders dan bij klassiek theater, beginnen bij ons de repetities pas wanneer er toeschouwers in de ruimte zijn. En de regel is: die doen nooit wat je gedacht had. Behoorlijk fascinerend!
/ hoe ga je om met dat hoge onvoorspelbaarheidsgehalte?
Elke voorstelling is inderdaad anders. Er is wel een vaste dramaturgie en een min of meer vast verloop, maar het publiek is zelf verantwoordelijk voor de invulling. Mensen blijven ons verrassen met hun reacties, maar door voor elke voorstelling massa’s try-outs te houden, komen we ook tot een soort catalogus van onverwachte vragen en situaties. Dat zorgt ervoor dat het geheel niet meer compleet oncontroleerbaar is, maar we blijven altijd op onze hoede (lacht).
/ welke plaats neemt het beeldende aspect in?
Dat is bij elke voorstelling anders en moeilijk te pinpointen omdat de toeschouwer altijd deel wordt van de scenografie. Die tussenzone vinden we juist zo boeiend. Als je een museum bezoekt, weet je aan welke gedragscode je je moet houden. Als je naar een klassieke theatervoorstelling gaat, ook. Maar als je beide ineens combineert, zorgt dat voor verwarring. Dat vinden we heel interessant: hoe verhoudt een mens zich tot iets dat hij niet kent?
/ is er in dan uberhaupt nog een verschil tussen acteurs en toeschouwers?
Onze spelers hebben wel degelijk een strak script hoor! Alleen valt dat door de vorm minder op. In één van onze voorstellingen gaat de acteur via Skype en chat het gesprek aan met de toeschouwer. Zijn deel van de conversatie is volledig gescript, maar omdat dat script werd opgesteld met bepaalde gedragspatronen in het achterhoofd, merkt de toeschouwer dat niet.
/ en dat komt allemaal aan bod in een theatercursus van één weekend?
Het liefst zou ik tijdens dat weekend een playField. maakproces in het klein willen doorlopen: een boodschap vertalen naar een interactieve installatie. Dat gaat stevig werken zijn, maar ik heb er vertrouwen in! Het voordeel is dat we bij playField. al heel wat tools en do’s en dont’s hebben ontwikkeld. Waar zijn toeschouwers klaar voor, hoe kan je interactiviteit laagdrempelig introduceren, welke situaties moet je echt vermijden …
Allemaal dingen die ik dat weekend graag deel! Bij playField. zijn we sowieso een enorme voorstander van open sourcing. Als ons materiaal is beschikbaar: scripts, software, blauwdrukken, chemische formules … We hebben niet liever dan dat andere kunstenaars er hun eigen invulling aan geven en er iets nieuws mee maken.
/ wat verwacht je er zelf van?
Ik hoop vooral dat acteurs zich door het interactieve aspect niet laten tegenhouden om in te schrijven. Het spannende moet net een stimulans zijn om er wél voor te gaan! Dat zien wij elke keer weer bij ons eigen publiek: mensen ervaren wel een drempel maar achteraf zijn ze des te blijer dat ze het gedurfd hebben. Gewoon springen!