Wie een voet zet op de clownerie-paden van WISPER, loopt er binnen de kortste keren Sven Verelst tegen het zelfverklaarde baldadige clownslijf. Zelf trok hij twee jaar door Europa om les te volgen bij een resem gerenommeerde vakclowns voor hij afstudeerde aan de Lassaâd theaterschool. Het aantal cursussen clownerie en humor dat hij intussen zelf bij ons gaf, loopt al tot in de vijftig. Hoog tijd voor een duchtig klapke met de man!
Het aantal misverstanden over clowns is niet gering. Wat is het grootste?
Sven / Veel mensen voelen een afkeer bij een clown: die gaat proberen grappig te doen en mij een ongemakkelijk gevoel geven. Terwijl alle goeie clowns één ding gemeen hebben: de basis van een ontspannen, lichte relatie met hun publiek, een nieuwsgierige aandacht die je niet afdwingt maar krijgt. Ook het archetype van de drukdoener op kinderfeestjes is hardnekkig, terwijl er veel meer inhoudelijke diepgang en subtiliteit aan te pas komt.
Je benoemt het zelf als spelen vanuit kinderlijke naïviteit. Zijn alle kinderen meesterclowns?
Sven / Die onbevangen uitspraken en handelingen van kinderen doen ons lachen uit herkenning. Met die ongefilterde menselijkheid die je als volwassene nog altijd hebt, maar dan met meer sociale maskers errond. Clown zijn start met compleet openhartig zijn over fouten, obsessies en fantasieën die je normaal niet zou toegeven. Dat kunnen heel kleine dingen zijn zoals het plezier dat je haalt uit glitterstickers plakken of de diepe teleurstelling wanneer je gevonden wordt bij verstoppertje. Je maakt een heruitvinding van jezelf op basis van die kwetsbaarheid.
Is de connectie met het publiek belangrijker dan bij andere vormen van theater?
Sven / Da’s een kwestie van persoonlijke stijl. Voor mij is clown zijn: je eigen falen op een virtuoze manier uitwerken zodat toeschouwers het gevoel krijgen: het is oké om zo te zijn. In plaats van je eigen kleine kantjes te veroordelen of verstoppen, ga je ze vieren. De kracht van een goeie humoristische voorstelling zit in herkenbaarheid: dat werkt bevrijdend én verbindend op je publiek.
Heeft elke performer die een publiek moet trotseren dan baat bij clownerie?
Sven / Elke performer is op zoek naar geloofwaardigheid. In dat opzicht is clownerie een dankbare tool om je emoties op een podium te accepteren en te gebruiken. Geloofwaardigheid begint bij je authentieke gevoelens op dat moment: boosheid, zenuwen, verlegenheid, schrik. Probeer ze niet te verstoppen, maar gebruik ze als basis om met je publiek te communiceren. Echt jezelf durven zijn is iets heel krachtig!
Is die herkenbaarheid een noodzaak voor humor?
Sven / Er is een verschil tussen naïviteit en ironie: allebei vormen van humor maar de status van de acteur is fundamenteel verschillend. Een Wim Helsen werkt vanuit naïviteit, een Hans Teeuwen met ironie. Jezelf herkennen in de naïviteit van de clown is een opluchting: oef, ik ben niet de enige. Een clown maakt zich kwetsbaar en is zelf de mop, een ironische acteur neemt een heel ander standpunt in: dat van de enige normale mens in een geschifte wereld die hij bespot. Dan lach je ook met de herkenbaarheden waarmee je als publiek geconfronteerd wordt, maar je voelt ook kritiek: oei, we zijn niet goed bezig.
Je stampt nu ook je eigen voorstelling uit de grond. Hoe ziet het creatieproces van een clown eruit?
Sven / Met je ideeën aan de slag gaan, is je je fascinatie tot in de allerkleinste details voor de geest halen en vervolgens die eigen werkelijkheid vormgeven door ze te spelen. In mijn voorstelling waren dat monsters en dieren, liefst met menselijke kantjes. Uren ben ik dan bezig geweest met die al spelend te laten ontstaan: geluiden, bewegingen, uiterlijke kenmerken. Die moeten niet alleen voor jezelf tot leven komen, maar ook voor je publiek. Dan ben je iets aan het creëren.