Toen ze voor het eerst bij ons binnenwalste, nam ze als docent de fakkel van de scenariocursussen over van kleppers als Lize Spit en Jeannice Adriaensens. Intussen lopen ook de reeksen met deze aanstekelijke filmfanate zonder blad voor de mond elk seizoen vlotjes vol. De vrouw achter ons scenario-aanbod en meer!
/ wat ging er vooraf aan jouw WISPER-doceerdebuut?
Toen ik tijdens mijn filmstudie aan het RITCS de richting scenarioschrijven koos, was ik op slag verliefd: scenario was dé plek waar mijn twee grote liefdes cinema en literatuur samenkwamen. Enkele maanden voor ik daar zou afstuderen was ik al aan het lesgeven bij verschillende organisaties en contacteerde David (toen literatuurverantwoordelijke bij WISPER, nvdr) mij om eens af te spreken. Ik zei ja en stond er verder niet bij stil. Pas halverwege die ontmoeting besefte ik: oei, dat is hier een sollicitatiegesprek! Maar uiteindelijk heb ik dus toch de job gekregen (lacht). Op één punt bleef ik na het RITCS nog wat op mijn honger zitten: er zijn zo veel films die geadapteerd zijn naar boeken. Daarom heb ik het lesgeven vervolgens nog twee jaar gecombineerd met een studie literatuurwetenschappen aan de UGent.
/ maar in de lessen blijft het bij schrijven? Of worden de scenario’s ook verfilmd?
De twee hangen uiteraard samen, daarom werk ik ook vaak in de andere richting: ik kijk met de groep naar fragmenten en lees het scenario erbij. Zo toon ik hoe visueel schrijven écht een invloed heeft op het filmmaken zelf. Maar het klopt dat je het meest leert wanneer je scenario ook effectief verfilmd wordt. Daarom raad ik cursisten altijd aan om deel te nemen aan pitchwedstrijden.
/ verwacht je van je cursisten dat ze ook echt verfilmingsambities hebben?
Zeker niet! Iedereen is welkom, ook mensen die meer geïnteresseerd zijn in filmanalyse of hoe film en televisie werkt. Ik ben ook geen snob die verwacht dat je alle onbekende obscure films moet gezien hebben. Is jouw referentiepunt de plot van de Titantic? Of eerder die van een Kurosawafilm? Kan allemaal. Iedereen neemt ook mee uit mijn cursus wat hij of zij wilt. Ik werk met een Dropboxsysteem waaruit lespowerpoints, fragmenten en scenario’s te downloaden vallen, afhankelijk waarvan de cursist zich nog verder wil in verdiepen. Het zou goed kunnen dat dat bij de meeste deelnemers gewoon onaangeroerd blijft en dat is ook ok, maar er is in elke groep altijd wel iemand die er iets aan heeft. En daar doe ik het voor.
/ wanneer mag je jezelf een gevorderd scenarioschrijver beschouwen?
Je moet weten hoe een scenario technisch in elkaar zit. Daarnaast is het ook een kwestie van geoefend zijn in visueel denken én schrijven. Veel beginnende scenaristen moeten bloemrijk taalgebruik of een bombastische stijl afleren. Een scenario is een blueprint, een communicatiemiddel dat duidelijk en concreet moet zijn zodat anderen er later in het filmproces hun job mee kunnen doen. Tegelijk moet je schrijfstijl leidend en meeslepend genoeg zijn. Dat is een evenwichtsoefening.
In de gevorderdenreeks verwacht ik dat deze basis gekend is en dat we ons meer kunnen toeleggen op het uitschrijven van een eerste scenarioversie van een verhaalidee. Ik wil de gevorderden dan ook op het einde van de reeks een meerwaarde geven: zo organiseer ik een tableread waarvoor ik bevriende regisseurs, acteurs en schrijvers uitnodig om geschreven scenario’s luidop te lezen en te becommentariëren. Dat is het absolute hoogtepunt van de scenarioreeksen en iedere deelnemer verbaast zich er telkens over hoe waardevol dat moment is. Zenuwachtigheid is zeker niet nodig want al deze uitgenodigde gasten weten wat het is om een eerste versie te schrijven en willen enkel helpen.
/ in welke mate moet je als scenarist je werk lossen in de productiefase?
Soms is het een kwestie van afgeven en hopen dat er iets goeds mee gebeurt. Maar het is doorgaans zo dat er veel communicatie is tussen scenarist, regisseur en producer. Persoonlijk vind ik dat wel een goede zaak. Aan de verfilming van mijn eigen kortfilm NYMPHET gingen uuuuuren cafépraat vooraf. En er waren vijf herschrijfrondes, voor een scenario van ocharme 12 pagina’s (lacht). Dat was ook één van de weinige keren dat ik zelf op set stond. Soms perste ik ter plekke zelfs nog een nieuwe dialoog uit mijn pen als er iets veranderd moest worden. Maar juist door die nauwe samenwerking en communicatie liep verfilming en montage heel vlot en heerste er bij iedereen het gevoel dat alles juist zat.
/ hoe voelt dat dan, een eigen kortfilm uitbrengen?
Met een kortfilm kan je geen geld verdienen, maar wel erkenning binnen het veld. En dat haal je op de filmfestivals. Op dat vlak heeft NYMPHET best wat prijzen in de wacht gesleept en dat is natuurlijk fijn. Maar vooral was die film voor mij een bevestiging waarom ik het doe. Ik schrijf films omdat ik graag met mensen communiceer, niet op een oppervlakkige maar op een explorerende, diepgaande manier. Liefst over complexe thema’s waar ik zelf ook geen stellige mening over heb, maar eerder een onderzoek naar wil voeren. In het geval van NYMPHET was dat een meisje van 12 dat een spel probeert te spelen waarvan ze de consequenties nog niet snapt.
Op alle fimfestivals kwamen er achteraf mensen naar ons toe die het over de film wilden hebben. Met wie ik plots een connectie had en en in een diepe discussie verzeild geraakte over moraliteit en persoonlijke verhalen. Ineens kwamen er op Sundance Londen mensen naar ons toe die het wilden hebben over iets waar ik een jaar geleden in mijn klein appartementje in Gent over had geschreven. Dat is een onbeschrijflijk intens gevoel.
Ik schrijf films omdat ik graag met mensen communiceer, niet op een oppervlakkige maar op een explorerende, diepgaande manier.
/ je geeft ook de schrijfreeks over de balans tussen echt en verzonnen in fictie. Geen scenario daar?
Klopt, dat is een eerder experimenterende prozacursus. Zelf vind ik de grens tussen waargebeurd en verzonnen erg fascinerend. Zo ken ik een journalist met zo’n prozaïsche schrijfstijl dat de intro van zijn artikels soms meer op het begin van een boek lijkt. De technieken van fictie worden gebruikt om mensen binnen te trekken in journalistieke stukken. We praten diepgaand over zo’n zaken in de lessen. Bestaat de werkelijkheid? Kunnen we de realiteit waarheidsgetrouw neerpennen? Wat betekent dat voor biografieën, essays en documentaires?
We ontleden samen bijvoorbeeld waarom we sommige narratieven over familiegeheimen of trauma ethisch vinden, of net niet. We stellen ons vragen bij de positie van de schrijver én van de lezer ten opzichte van de werkelijkheid en fantasie, hoe ver daarin kan gegaan worden en hoe we daar als schrijvers mee kunnen spelen. Ontzettend leerrijke lessenreeks, ook voor mij. Ik bewonder telkens het vertrouwen in mij en elkaar bij de deelnemers, hun volhoudingsvermogen, hun empathie voor elkaar en vooral hun bereidheid tot het spelende experiment.
/ met welke projecten ben je op dit moment zelf bezig?
Ik schrijf freelance scenario’s en zou graag binnenkort mijn eigen kortfilm regisseren. Ik wil me er voor hoeden om enkel fulltime te schrijven. Het ene lege blad na het andere vullen is vermoeiend. Je leegt jezelf door zoveel te schrijven. Voor mij voelt dat bijna als een lichamelijk proces. Na een tijdje ben ik dan gewoon op en moet ik bijtanken, buiten komen, mensen zien. Daarom geef ik ook les, behoor ik tot de redactie van kortfilm.be en spreek ik vaak over cinema en visuele cultuur. Daarnaast ben ik ook geïnteresseerd voor fotografie, filosofie en psychoanalyse.
/ je mag een avondje doorzakken op café met vier filmmakers, dead or alive. Wie kies je?
Sowieso Chantal Akkerman. Een superinteressante madam die ongelooflijke films maakte en naar mijn gevoel niet bekend genoeg is, ookal was ze een Belgische. Inmiddels is ze al een paar jaar overleden, maar met haar had ik heel graag een pintje gedronken.
Ik wil er zeker ook de onlangs overleden Agnès Varda bij: toen ik haar film Cléo de 5 à 7 voor het eerst zag, was dat echt mindblowing. Een charmant mens dat allesbehalve op haar mondje gevallen was, met een excentrieke voorliefde voor katten en patatten. Die combinatie van absurd en cute scoort bij mij wel. Vlak voor haar dood kreeg Varda trouwens nog een ere-Oscar voor haar werk en carrière.
De derde is een twijfelgeval. Pasolini mag ook wel aanschuiven. Omdat hij een geniale filmmaker was, maar ook omdat ik echt de ware toedracht wil weten over de mysterieuze manier waarop hij om het leven kwam. Of ik kies Alice Guy-Blaché, één van de eerste vrouwelijke filmmaaksters. Maar misschien is dat te feministisch, zo met vier vrouwen aan tafel (lacht).
/ uitsmijter: wat waren jouw persoonlijke toppers van het afgelopen Film Fest Gent? (dit interview vond plaats na editie 2018, nvdr)
Hmm … Ik zal obscure Hongaarse films maar uit mijn top drie laten, dat komt te pretentieus over (lacht). The Favourite van Yorgos Lanthimos vond ik heel sterk: veel humor, scherpe dialogen en sterke vrouwelijke vertolkingen. Voor dat laatste heb ik zeker een zwak – de filmwereld blijft een overwegend mannelijke industrie. Cold War, dat de juryprijs won, vond ik ook de moeite. Een schoon liefdesdrama, niet melig maar op één of andere manier wel heel realistisch. En tot slot kies ik voor de Zweeds-Deense film Gräns. Een heel rauw realistisch sprookje waar je op voorhand best zo weinig mogelijk over weet, buiten dat je hem absoluut moet zien. Die film zoekt zonder twijfel de grenzen van de suspension of disbelief op.