Hij schildert liefst wat er nog niet is. Hij heeft lak aan de Kunst-met-een-grote-K-wereld. En hij vindt het pedagogisch perfect verdedigbaar om de werken van zijn cursisten te lijf te gaan met een schotelvod. Een interview met Gentse schilder en beelddocent Seth Muylle!
Je omschrijft jezelf als schilder in hart en nieren. Wat trekt je zo aan in het schildersvak?
Schilderen heeft voor mij de kracht om banale dingen te verheffen tot iets symbolisch. Dat vind ik ongelooflijk mooi: het alledaagse dat betekenis krijgt door het af te beelden. En dat die betekenis dan allesbehalve vastligt. Mijn schilderijen beschouw ik dan ook niet als van mezelf. Ik maak ze, ze ontstaan uit mijn toevalligheden en referentiekader. Maar alles wat daarna gebeurt, de betekenissen die er nadien aan toegekend worden, daar heb ik nog maar weinig mee te maken. En dat vind ik net het mooie eraan.
Heb je onderwerpen die je bijzonder fascineren?
Momenteel vind ik het heel boeiend om te zoeken naar een afwezige ik in een werk. Bijvoorbeeld door een werk van een bed met een afdruk in de lakens van iemand die net weg is, of een voet van een persoon die uit het kader aan het lopen is. Dat geeft het bijzondere effect dat je eigenlijk een wereld oproept buiten het schilderij.
Werk je liever figuratief of abstract?
Het figuratieve en abstracte maken elkaar automatisch wakker, dus die vraag vind ik eigenlijk irrelevant. Vanuit dezelfde voedingsbodem kan soms figuratief en soms abstract werk voorkomen – Philippe Vandenberg is daar een mooi voorbeeld van. Kinderen maken dat onderscheid trouwens niet eens, die vinden abstract werk soms zelfs makkelijker om te interpreteren.
Wat is het grootste verschil tussen lesgeven aan kinderen en volwassenen?
Volwassenen geloven alles wat je zegt, kinderen stellen veel meer in vraag. Tekenen wordt ons eigenlijk echt afgeleerd naarmate we opgroeien. Een kind dat een vogel tekent als een vierkant met twee poten, krijgt te horen dat dat fout is, terwijl het perfect weergeeft hoe die vogel er voor hun uitziet. Wanneer dat gebeurt, wordt het tekenschap misbruikt als iets educatief, terwijl het meer een manier van denken, verwerken en beschouwen is. Het gevolg: tegen dat we volwassen zijn, zijn we zodanig bezig met het resultaat dat we dat beschouwende verleerd zijn. Als docent wil ik vooral mensen bevrijden van die resultaatgerichte houding.
Ooit deed ik eens een oefening waarbij ik zonder waarschuwing de houtskooltekeningen van de deelnemers halverwege uitveegde met een vod. Gewoon om aan te tonen: kijk, het is verprutst, nu kan je het loslaten en écht beginnen.
Het verhouden het lesgeven en zelf schilderen zich tot elkaar voor jou?
Voor mij is het een totaalpakket. Lesgeven is een soort van bestuderen van je eigen gedachten: wat wil ik doorgeven aan anderen? Dat beschouwende maakt evengoed deel uit van mijn artistieke praktijk. De kunstenaars die mij inspireren als schilder, zijn ook degenen die me inspireren om oefeningen te verzinnen.
Voel jij de drang om ook te experimenteren met andere artistieke disciplines?
Op dit moment heeft de schilderkunst nog zoveel geheimen voor mij dat ik daar nu exclusief mee bezig wil zijn. Als ik in de toekomst toch buiten het schilderen zou werken, voel ik mij het meest aangetrokken tot theater. Ik vind dat een heel schilderkunstig medium, waar compositie, licht, sterke beelden en indrukken een even grote rol spelen. De dramatiek trekt me ook wel aan: ik heb het gevoel dat je in theater letterlijker mag, moet zijn om je boodschap over te brengen. Terwijl het bij de schilderkunst toch altijd wat zoeken is naar het evenwicht tussen letterlijkheid en een sluier die er precies altijd over moet liggen, nederig maar toch pretentieus.
Schilderkunst is pretentieus?
De schilderkunstwereld wel. Die grote openingen en galerijen, het heeft allemaal iets glamoureus en romantisch. Tot je na een tijdje het platte en commerciële ervan ziet, het ophemelen van dingen die eigenlijk flinterdun zijn, het naar voren schuiven van kunstenaars om de foute redenen. En dan vraag je je af: “ben ik nu echt de enige die dat vindt?” Nee dus.
Wat mij betreft moet er dringend meer oprechtheid en respect komen op dat vlak. Elke kunstenaar die met zijn werk naar buiten komt, stelt zich extreem kwetsbaar op. Daar wordt soms heel gratuit mee omgesprongen, in plaats van een veilige omgeving te creëren en de artistieke praktijk serieus te nemen. En al die eindeloze non-discussies over “is dit nu reguliere kunst of niet” – dat interesseert toch niemand? Alsof praten over kunst alleen kan op een hoogdravende, ontoegankelijke manier. Iedereen maakt associaties bij een kunstwerk, dus iedereen kan op een concrete manier over kunst praten. Je moet het echt niet ingewikkelder maken dan dat.
In wiens atelier zou je weleens graag een fly on the wall zijn?
In het eerste atelier uit de geschiedenis, dat van de grotschilderingen in de prehistorie. Ik zou heel graag willen weten hoe dat eraan toe ging, die eerste tekening. Beeldende kunst en geschiedenis zijn voor mij ook heel erg verweven. Als je een boek schildert, zit daar altijd een echo in van het eerste boek dat ooit afgebeeld werd. De geschiedenis is zo iets heel dynamisch en levendig: het herhaalt zich, maakt associaties mogelijk, maakt ons referentiekader rijker.
Wat was de laatste expo die jou raakte?
De afgelopen editie van Documenta. Daar merkte ik echt de kentering waar ik al heel lang op zat te wachten: de grote instituten en opgebouwde Westerse kijk op kunst werden er volstrekt genegeerd, en in plaats daarvan kwam er een collectieve benadering. Heel bevrijdend en uitnodigend voor mij, al merk je dat niet iedereen klaar is voor die nieuwe wind. Kunst is een spectrum dat oneindig breed is, maar 95% ervan wordt doorgaans opzij geschoven als outsider art. Documenta heeft die oogkleppen een klein beetje geopend, en iedereen staat meteen op zijn achterste poten.
Wat doe je als je onbeperkte middelen krijgt om de cursus van je dromen te organiseren?
Dan trek ik met een groep naar Firenze. Die stad zit vol geheimen en verborgen lagen die mij ongelooflijk fascineren. Overdag keren we de stad ondersteboven, en elke avond verschansen we ons in een grote wijngaard om daar aan een breugeliaanse tafel te praten en tekenen.
Foto's: Manon Jejcic
Nieuwsgierig naar méér na het lezen van dit interview?