Chloé studeerde wijsbegeerte maar schrijft vanuit haar lijf. Ze is een vurig voorstander van ‘experimenteren op papier’ en introduceerde schrijven over erotiek, verlies en verandering in ons cursusaanbod literatuur. Ze bracht zelf het boekje ‘Bedmonk’ uit en schrijft daarnaast vooral essays, zoals voor The Sunlight Press, Literary Kitchen, The Nervous Breakdown en Quailbell magazine.
Herinner je je jouw vroegste schrijfkriebel nog?
Al sinds ik zeven ben, schrijf ik verhalen en gedachten neer in schriftjes. Schrijven is voor mij een vertrouwd ritueel, een manier om betekenis te creëren en te verbinden met mezelf en de wereld. Ik heb een hoofd waarin er veel tegelijk gebeurt en de herhalende activiteit van het schrijven grondt me. Ik hou van lijstjes, letters, collages, handschriften, van schrijven op kladpapier, in boeken. Wanneer ik een paar dagen niets op papier heb gezet, merk ik dat ook onmiddellijk.
Wie of wat heeft jouw persoonlijke schrijftraject erg beïnvloed?
Ik voelde al lang intuïtief aan dat schrijven voor mij iets heel lichamelijks was. Toen ik Lidia Yuknavitch ontdekte, een schrijfster die ‘corporeal writing’ doceert, heb ik geen seconde geaarzeld en me ingeschreven voor haar schrijfcursussen. Haar benadering van schrijven vanuit het lichaam klopt helemaal voor mij. Je kan schrijven vanuit de eerste of de derde persoon, maar een lichaam heeft ook een vertelperspectief – ééntje dat altijd inspiratie biedt. Alleen al in onze huid zitten zoveel herinneringen, spanningen, sensaties ... Je lijf zit letterlijk vol verhalen.
Wat is het beste schrijfadvies dat je zelf ooit hoorde?
Cheryl Strayed zei ooit: “Write like a motherfucker”. Die onstuimigheid en ongeremdheid past heel erg bij mijn opvatting van het schrijfproces. Voorbij de paniek, voorbij de ideeën over wat schrijven hoort te zijn, voorbij zogenaamde grote thema’s waarvan je denkt dat je ze moet behandelen. Voor mij is het begin van het schrijfproces een beetje zoals een champagnefles opentrekken: goed laten knallen en vooral niet stoppen als je begint te smossen.
Zijn er onderwerpen of thema’s die je bijzonder fascineren?
Onlangs las ik Paradise Rot door Jenny Hval, een heel zintuiglijke en fascinerende roman. Het gaat over een studente die een kamer huurt in een vreemd huis dat ‘leeft’ en waar de grenzen tussen ruimtes, lichamen en planten vervagen. Ik lees graag dat soort eigenzinnige auteurs, zoals Akwaeke Emezi, Roxanne Gay, Mieko Kawakami, Garth Greenwell. Allemaal schrijven ze op een heel eigen manier over het lichaam en dagen ze de klassieke verhaalstramienen uit.
Ik vind het enorm boeiend wanneer schrijvers een leefwereld beschrijven die veel minder afgebakend is dan wat je terugvindt in de meer traditionele literatuur. De menselijke beleving is nu eenmaal gefragmenteerd en vaak verre van afgelijnd, heeft zelden een klassieke begin-midden-einde structuur of lineaire spanningsboog. Experimentele schrijfvormen die dat fragmentarische proberen weergeven vormen daar vandaag een fascinerende tegenbeweging op.
Voor mij is het schrijfproces zoals een champagnefles opentrekken: goed laten knallen en vooral niet stoppen als je begint te smossen.
Je cursusonderwerpen bij WISPER zijn niet van de luchtigste: erotiek, verlies... Hoe ga je als docent om met de beladenheid die daarrond hangt?
Erotische verhalen schrijven is voor de meesten inderdaad buiten de comfortzone. Bovendien is het ontzettend moeilijk. Wist je dat zelfs de grote Murakami ooit op de longlist van de ‘Bad Sex Writing Awards’ belandde? Daarom blijf ik in mijn lessen het accent op experiment leggen, onder het motto ‘perfectionisme is de moordenaar van creativiteit’. Van bij de start van de cursus probeer ik dat mee te geven: om te kunnen schrijven moet je durven falen op papier.
Eens dat gedeelde gevoel van mogen falen er is, ontstaat er een veilige groepssfeer waarbinnen we het idee van nette, perfecte zinnen kunnen lossen en waarin creativiteit ruimte krijgt. Bovendien is het enorm verbindend om samen in groep te lezen en te schrijven over kwetsbare thema’s als het lichaam, verandering, verlies, transformatie.
Wanneer is een cursus voor jou als docent geslaagd?
De verbinding die ontstaat tijdens de lessen geeft me een enorme drive. De energie in de groep is dan ook heel belangrijk. Ik wil een soort labo creëren voor mijn deelnemers, een ‘magical space’ waarin iedereen zich vrij voelt om te kunnen experimenteren. Dat is cruciaal om vertrouwd te geraken met je eigen stem. Zeker voor mensen die niet op de klassieke manier schrijven, die zich geïsoleerd voelen, zoekend zijn of hun eigen stem veel minder gerepresenteerd zien in het mainstream literaire aanbod.
Zijn er buiten het literaire andere artistieke disciplines waartoe je je aangetrokken voelt?
Ik gaf ‘Bedmonk’ uit, een boekje over rouw en ziek zijn. Daarvoor maakte ik bij mijn teksten zelf dwarse lijntekeningen. Die stroken allesbehalve met de conventionele richtlijnen van hoe een tekening eruit moet zien en zijn dan ook niet gemaakt met het doel om juist en representatief te zijn. Voor mij zijn ze eerder intuïtieve expressies: ik ambieer niet te tekenen, wel te vertellen!
Nieuwsgierig naar méér na het lezen van dit interview?